De migratie naar Twente en Tilburg

Tussen 1870 en 1914 bellfde Nederland de grote industriële doorbraak. Er ontstond voor het eerst een trek vanaf het platteland naar de grote steden. Twente het centrum van de katoen - en Tlburg de textielindustrie. Nederland was altijd een agrarische samenleving geweest, maar in het laatste decennium van de 19de eeuw werd het punt bereikt waarop meer mensen in de industrie werkten dan in de landbouw.

Aan het eind van de 19de eeuw en begin 20ste eeuw was er in de regio Steenwijk - Wolvega sprake van grote armoede. De in Losser geboren Bernardus Roberink was pastoor van de rooms - katholieke parochie Steenwijkerwold en hij haalde tussen 1890 en 1915 veel mensen over om naar Losser en omgeving te gaan. In Twente en net over de grens in Gronau waren namelijk textielfabrieken waar voor velen een kans lag om een beter bestaan op te bouwen. Zo vertrokken duizenden mensen uit de regio Steenwijkerwold. De eerste grote trek naar het oostelijk grensgebied bestond voornamelijk uit katholieken, later volgden ook veel niet-katholieke
Veel van deze arbeidersgezinnen woonden net over de grens in Duitsland, maar er waren ook grote aantallen die dagelijks vanuit Losser of Overdinkel lopend de grens over trokken naar Gronau en omgeveving. Zwaar werk en lange werkdagen, maar er was brood op de plank. In 1910 - onder de dreiging van de aanstaande Eerste wereldoorlog- moesten mensen kiezen voor de Nederlandse of Duitse nationaliteit. Voor die tijd was dat geen enkel probleem geweest. Soms kreeg in een gezin het ene kind de Nederlandse en het andere kind de Duitse nationaliteit. Ten gevolge hiervan en ook door de teruglopende industrie besloten veel mensen terug te keren naar Nederland.